De Leidsche Professoren en de Executeurs der Dordtsche Nalatenschap

Woord vooraf

Tot mijn leedwezen bleef deze Studie langer in de pen, dan oorspronkelijk mijn voornemen was. Een tijdelijke ongesteldheid, die mij het gebruik der rechterhand benam en dus allen schriftelijken arbeid onmogelijk maakte, was hiervan oorzaak. Met die dagen van werkeloosheid in de archiefkamer door te brengen, heb ik getracht dit uitstel in tijd door meerdere grondigheid van onderzoek te vergoeden.

Ten overvloede zij hier nog bijgevoegd, dat ik niet dan hoog noode tegen Dr. Van Toorenenbergen de pen opnam. Persoonlijke betrekking en herinnering van vroegere welwillendheid maakte mij dit al even pijnlijk als de achting, die ik voor zijn wetenschappelijke verdiensten koester. Al wist ik sinds lang dan ook, dat Dr. Van Toorenenbergens inzicht in de Dordtsche periode niet wel verdedigbaar was, en al had ik dit op de Predikantenvereeniging van '70 reeds onverholen uitgesproken, toch heb ik mij steeds gewacht om publiekelijk deze leemte in zijn verre van alledaagsche studiën aan te toonen. Er bestond, zoo meende ik, geen reden, om den man van positie en jaren deze verdrietelijkheid aan te doen, tenzij hij er zelf toe dwong.

En nu hij mij dan geen andere keus liet, en ik dus tegen wil en dank mij genoodzaakt zag, te toonen dat ik voor de ongeschonden eere van een mij heilig beginsel, moet het, des noods zelfs mijn ongeveinsde achting voor dezen broeder kan laten wijken, heb ik mij dan ten minste toch beijverd, mijn geëerden tegenstander niet ánders te bejegenen, dan ik mij, was ik de aanvaller geweest, zelf het verweer zijnerzijds zou wenschen, d.w.z. „strengwetenschappelijk en zonder beleedigend sparen gracieus!"


den Haag, April 1879.

K.








Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl

x
This website is using cookies. Accept